chromeren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | chromeer | chromeerde | heb gechromeerd |
jij, je, u | chromeert | chromeerde | hebt gechromeerd |
hij, zij, het | chromeert | chromeerde | heeft gechromeerd |
wij | chromeren | chromeerden | hebben gechromeerd |
jullie | chromeren | chromeerden | hebben gechromeerd |
zij, ze | chromeren | chromeerden | hebben gechromeerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Chromeren with some of the pronouns.
- Ik chroom
- Jij chroomt
- Hij/Zij chroomt
- Wij chromen
- Jullie chromen
- Zij chromen
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Chromeren with some of the pronouns.
- Ik chroome
- Jij chroomde
- Hij/Zij chroomde
- Wij chroomden
- Jullie chroomden
- Zij chroomden
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Chromeren with some of the pronouns.
- Ik heb gechromeerd
- Jij hebt gechromeerd
- Hij/Zij heeft gechromeerd
- Wij hebben gechromeerd
- Jullie hebben gechromeerd
- Zij hebben gechromeerd