aanzwaaien

Conjugations List of Aanzwaaien.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikzwaai aanzwaaide aanben aangezwaaid
jij, je, uzwaait aanzwaaide aanbent aangezwaaid
hij, zij, hetzwaait aanzwaaide aanis aangezwaaid
wijzwaaien aanzwaaiden aanzijn aangezwaaid
julliezwaaien aanzwaaiden aanzijn aangezwaaid
zij, zezwaaien aanzwaaiden aanzijn aangezwaaid

Presens
Beta

Example presens sentences for Aanzwaaien with some of the pronouns.

  • Ik zwaai aan naar de mensen in de straat.
  • Jij zwaait aan naar je vrienden op het feestje.
  • Hij/Zij/Het zwaait aan naar de buren vanaf de veranda.
  • Wij zwaaien aan naar passerende auto's.
  • Jullie zwaaien aan naar de boot die voorbijvaart.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Aanzwaaien with some of the pronouns.

  • Ik zwaaide aan naar de spelende kinderen in het park.
  • Jij zwaaide aan naar de hond die langs liep.
  • Hij/Zij/Het zwaaide aan naar de voorbijrijdende trein.
  • Wij zwaaiden aan naar de vogels in de lucht.
  • Jullie zwaaiden aan naar de bekende die langskwam.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Aanzwaaien with some of the pronouns.

  • Ik heb aangezwaaid naar mijn collega toen ik hem tegenkwam.
  • Jij bent aangezwaaid naar je grootouders tijdens hun bezoek.
  • Hij/Zij/Het is aangezwaaid naar de nieuwe buren om zich voor te stellen.
  • Wij zijn aangezwaaid naar onze favoriete artiest na het concert.
  • Jullie zijn aangezwaaid naar de buschauffeur als bedankje voor de rit.