accapareren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | accapareer | accapareerde | heb geaccapareerd |
jij, je, u | accapareert | accapareerde | hebt geaccapareerd |
hij, zij, het | accapareert | accapareerde | heeft geaccapareerd |
wij | accapareren | accapareerden | hebben geaccapareerd |
jullie | accapareren | accapareerden | hebben geaccapareerd |
zij, ze | accapareren | accapareerden | hebben geaccapareerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Accapareren with some of the pronouns.
- Ik accapareer de markt met mijn producten.
- Jij accapareert alle aandacht tijdens de vergadering.
- Hij accapareert de hoofdrol in het toneelstuk.
- Wij accapareren de beste plaatsen in het stadion.
- Zij accapareren alle beschikbare middelen voor hun onderzoek.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Accapareren with some of the pronouns.
- Ik accapareerde de markt met mijn producten.
- Jij accapareerde alle aandacht tijdens de vergadering.
- Hij accapareerde de hoofdrol in het toneelstuk.
- Wij accapareerden de beste plaatsen in het stadion.
- Zij accapareerden alle beschikbare middelen voor hun onderzoek.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Accapareren with some of the pronouns.
- Ik heb de markt geaccapareerd met mijn producten.
- Jij hebt alle aandacht tijdens de vergadering geaccapareerd.
- Hij heeft de hoofdrol in het toneelstuk geaccapareerd.
- Wij hebben de beste plaatsen in het stadion geaccapareerd.
- Zij hebben alle beschikbare middelen voor hun onderzoek geaccapareerd.