galonneren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | galonneer | galonneerde | heb gegalonneerd |
jij, je, u | galonneert | galonneerde | hebt gegalonneerd |
hij, zij, het | galonneert | galonneerde | heeft gegalonneerd |
wij | galonneren | galonneerden | hebben gegalonneerd |
jullie | galonneren | galonneerden | hebben gegalonneerd |
zij, ze | galonneren | galonneerden | hebben gegalonneerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Galonneren with some of the pronouns.
- Ik galonneer de stof om er een mooie jurk van te maken.
- Jij galonneert de randen van de tafelloper met een contrasterende kleur.
- Hij/Zij/Het galonneert de kussens voor de nieuwe bank.
- Wij galonneren onze kledingstukken om ze een unieke uitstraling te geven.
- Jullie galonneren de gordijnen zodat ze beter passen bij het interieur.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Galonneren with some of the pronouns.
- Ik galonneerde de stof om er een mooie jurk van te maken.
- Jij galonneerde de randen van de tafelloper met een contrasterende kleur.
- Hij/Zij/Het galonneerde de kussens voor de nieuwe bank.
- Wij galonneerden onze kledingstukken om ze een unieke uitstraling te geven.
- Jullie galonneerden de gordijnen zodat ze beter pasten bij het interieur.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Galonneren with some of the pronouns.
- Ik heb de stof galonneerd om er een mooie jurk van te maken.
- Jij hebt de randen van de tafelloper met een contrasterende kleur galonneerd.
- Hij/Zij/Het heeft de kussens galonneerd voor de nieuwe bank.
- Wij hebben onze kledingstukken galonneerd om ze een unieke uitstraling te geven.
- Jullie hebben de gordijnen galonneerd zodat ze beter passen bij het interieur.