overspuiten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | spuit over | spoot over | heb overgespoten |
jij, je, u | spuit over | spoot over | hebt overgespoten |
hij, zij, het | spuit over | spoot over | heeft overgespoten |
wij | spuiten over | spoten over | hebben overgespoten |
jullie | spuiten over | spoten over | hebben overgespoten |
zij, ze | spuiten over | spoten over | hebben overgespoten |
PresensBeta
Example presens sentences for Overspuiten with some of the pronouns.
- Ik spuit de muur over.
- Jij spuit de bloemen over.
- Hij/Zij spuit de verf over het meubilair.
- Wij spuiten de graffiti over de muren.
- Zij spuiten de auto's over in de garage.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Overspuiten with some of the pronouns.
- Ik spoot de muur over.
- Jij spoot de bloemen over.
- Hij/Zij spoot de verf over het meubilair.
- Wij spoten de graffiti over de muren.
- Zij spoten de auto's over in de garage.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Overspuiten with some of the pronouns.
- Ik heb de muur overspoten.
- Jij hebt de bloemen overgespoten.
- Hij/Zij heeft de verf over het meubilair overgespoten.
- Wij hebben de graffiti over de muren gespoten.
- Zij hebben de auto's overgespoten in de garage.