accentueren

Conjugations List of Accentueren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikaccentueeraccentueerdeheb geaccentueerd
jij, je, uaccentueertaccentueerdehebt geaccentueerd
hij, zij, hetaccentueertaccentueerdeheeft geaccentueerd
wijaccentuerenaccentueerdenhebben geaccentueerd
jullieaccentuerenaccentueerdenhebben geaccentueerd
zij, zeaccentuerenaccentueerdenhebben geaccentueerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Accentueren with some of the pronouns.

  • Ik accentueer de belangrijke woorden in mijn presentatie.
  • Jij accentueert de juiste klanken tijdens het zingen.
  • Hij accentueert de nadruk op teamwork in zijn leiderschap.
  • Wij accentueren de culturele diversiteit in onze organisatie.
  • Jullie accentueren de schoonheid van de natuur met jullie schilderijen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Accentueren with some of the pronouns.

  • Ik accentueerde altijd de belangrijke woorden in mijn presentaties.
  • Jij accentueerde vroeger de juiste klanken tijdens het zingen.
  • Hij accentueerde vaak de nadruk op teamwork in zijn leiderschap.
  • Wij accentueerden de culturele diversiteit in onze organisatie.
  • Jullie accentueerden altijd de schoonheid van de natuur met jullie schilderijen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Accentueren with some of the pronouns.

  • Ik heb de belangrijke woorden in mijn presentatie geaccentueerd.
  • Jij hebt de juiste klanken tijdens het zingen geaccentueerd.
  • Hij heeft de nadruk op teamwork in zijn leiderschap geaccentueerd.
  • Wij hebben de culturele diversiteit in onze organisatie geaccentueerd.
  • Jullie hebben de schoonheid van de natuur geaccentueerd met jullie schilderijen.