raaskallen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | raaskal | raaskalde | heb geraaskald |
jij, je, u | raaskalt | raaskalde | hebt geraaskald |
hij, zij, het | raaskalt | raaskalde | heeft geraaskald |
wij | raaskallen | raaskalden | hebben geraaskald |
jullie | raaskallen | raaskalden | hebben geraaskald |
zij, ze | raaskallen | raaskalden | hebben geraaskald |
PresensBeta
Example presens sentences for Raaskallen with some of the pronouns.
- Ik raaskal over allerlei onderwerpen.
- Jij raaskalt altijd als je enthousiast bent.
- Hij raaskalt vaak in zijn toespraken.
- Zij raaskallen onzin tijdens hun discussies.
- Wij raaskallen graag met vrienden.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Raaskallen with some of the pronouns.
- Ik raaskalde vroeger veel over mijn favoriete films.
- Jij raaskalde altijd als je boos was.
- Hij raaskalde regelmatig tijdens vergaderingen.
- Zij raaskalden onophoudelijk tijdens hun roadtrip.
- Wij raaskalden vaak totdat we erbij neervielen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Raaskallen with some of the pronouns.
- Ik heb geraaskald over de politiek.
- Jij hebt altijd geraaskald als je opgewonden bent.
- Hij heeft vaak geraaskald in zijn presentaties.
- Zij hebben onzin geraaskald tijdens hun ruzies.
- Wij hebben graag met vrienden geraaskald.