achternazetten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | zet achterna | zette achterna | heb achternagezet |
jij, je, u | zet achterna | zette achterna | hebt achternagezet |
hij, zij, het | zet achterna | zette achterna | heeft achternagezet |
wij | zetten achterna | zetten achterna | hebben achternagezet |
jullie | zetten achterna | zetten achterna | hebben achternagezet |
zij, ze | zetten achterna | zetten achterna | hebben achternagezet |
PresensBeta
Example presens sentences for Achternazetten with some of the pronouns.
- Ik zet hem achterna in het park.
- Jij zet de hond achterna door de straat.
- Hij zet de dief achterna met volle kracht.
- Zij zetten de vogels achterna in de tuin.
- Wij zetten de bal achterna op het voetbalveld.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Achternazetten with some of the pronouns.
- Ik zette hem achterna in het park.
- Jij zette de hond achterna door de straat.
- Hij zette de dief achterna met volle kracht.
- Zij zetten de vogels achterna in de tuin.
- Wij zetten de bal achterna op het voetbalveld.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Achternazetten with some of the pronouns.
- Ik heb hem achterna gezeten in het park.
- Jij hebt de hond achterna gezeten door de straat.
- Hij heeft de dief achterna gezeten met volle kracht.
- Zij hebben de vogels achterna gezeten in de tuin.
- Wij hebben de bal achterna gezeten op het voetbalveld.