afgluren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | gluur af | gluurde af | heb afgegluurd |
jij, je, u | gluurt af | gluurde af | hebt afgegluurd |
hij, zij, het | gluurt af | gluurde af | heeft afgegluurd |
wij | gluren af | gluurden af | hebben afgegluurd |
jullie | gluren af | gluurden af | hebben afgegluurd |
zij, ze | gluren af | gluurden af | hebben afgegluurd |
PresensBeta
Example presens sentences for Afgluren with some of the pronouns.
- Ik afgluur de buren door het raam.
- Jij gluurt stiekem naar andere mensen.
- Hij/zij/het gluurt altijd naar zijn/haar telefoon.
- Wij gluren naar de voorbijgangers op straat.
- Jullie afgluuren de concurrentie om informatie te krijgen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Afgluren with some of the pronouns.
- Ik gluurde vroeger vaak naar de buren.
- Jij gluurde stiekem naar mensen tijdens de les.
- Hij/zij/het gluurde altijd naar zijn/haar eigen reflectie.
- Wij gluurden naar de voorbijgangers terwijl we op een bankje zaten.
- Jullie afgluurden de concurrentie om op de hoogte te blijven.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Afgluren with some of the pronouns.
- Ik heb de buren afgeluurd om te zien wat ze doen.
- Jij hebt stiekem naar anderen gegluurd.
- Hij/zij/het heeft altijd naar zijn/haar telefoon zitten gluren.
- Wij hebben naar de voorbijgangers op straat gegluurd.
- Jullie hebben de concurrentie afgeluurd om informatie te verkrijgen.