afknevelen

Conjugations List of Afknevelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikknevel afknevelde afheb afgekneveld
jij, je, uknevelt afknevelde afhebt afgekneveld
hij, zij, hetknevelt afknevelde afheeft afgekneveld
wijknevelen afknevelden afhebben afgekneveld
jullieknevelen afknevelden afhebben afgekneveld
zij, zeknevelen afknevelden afhebben afgekneveld

Presens
Beta

Example presens sentences for Afknevelen with some of the pronouns.

  • Ik knevel af tijdens het spel.
  • Jij knevelt af in de gymzaal.
  • Hij/Zij knoevelt af met zijn/haar werk.
  • Wij knoevelen af op zaterdagavond.
  • Jullie knoevelen af in het geheim.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Afknevelen with some of the pronouns.

  • Ik knoevelde af tijdens het spel.
  • Jij knoevelde af in de gymzaal.
  • Hij/Zij knoevelde af met zijn/haar werk.
  • Wij knoevelden af op zaterdagavond.
  • Jullie knoevelden af in het geheim.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Afknevelen with some of the pronouns.

  • Ik heb afgeknepen tijdens het spel.
  • Jij hebt afgeknepen in de gymzaal.
  • Hij/Zij heeft afgeknepen met zijn/haar werk.
  • Wij hebben afgeknepen op zaterdagavond.
  • Jullie hebben afgeknepen in het geheim.