afplatten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | plat af | platte af | heb afgeplat |
jij, je, u | plat af | platte af | hebt afgeplat |
hij, zij, het | plat af | platte af | heeft afgeplat |
wij | platten af | platten af | hebben afgeplat |
jullie | platten af | platten af | hebben afgeplat |
zij, ze | platten af | platten af | hebben afgeplat |
PresensBeta
Example presens sentences for Afplatten with some of the pronouns.
- Ik plat af.
- Jij plat af.
- Hij/Zij/Het plat af.
- Wij platte af.
- Jullie platte af.
- Zij platte af.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Afplatten with some of the pronouns.
- Ik platten af.
- Jij platten af.
- Hij/Zij/Het platten af.
- Wij platten af.
- Jullie platten af.
- Zij platten af.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Afplatten with some of the pronouns.
- Ik heb afgeplat.
- Jij hebt afgeplat.
- Hij/Zij/Het heeft afgeplat.
- Wij hebben afgeplat.
- Jullie hebben afgeplat.
- Zij hebben afgeplat.