afroken

Conjugations List of Afroken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikrook afrookte afheb afgerookt
jij, je, urookt afrookte afhebt afgerookt
hij, zij, hetrookt afrookte afheeft afgerookt
wijroken afrookten afhebben afgerookt
jullieroken afrookten afhebben afgerookt
zij, zeroken afrookten afhebben afgerookt

Presens

Example presens sentences for Afroken with some of the pronouns.

  • Ik rook af in de tuin.
  • Jij rookt af na het eten.
  • Hij/Zij rookt af voordat hij/zij gaat slapen.
  • Wij roken af op het balkon.
  • Jullie roken af tijdens de pauze.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Afroken with some of the pronouns.

  • Ik rookte af toen ik nog student was.
  • Jij rookte af terwijl je TV aan het kijken was.
  • Hij/Zij rookte af elke ochtend voor het werk.
  • Wij rookten af tijdens onze wandelingen.
  • Jullie rookten af in de auto onderweg naar huis.

Perfectum

Example perfectum sentences for Afroken with some of the pronouns.

  • Ik heb afgerookt nadat ik mijn werk had gedaan.
  • Jij hebt afgerookt tijdens je vakantie.
  • Hij/Zij heeft afgerookt sinds hij/zij is gestopt.
  • Wij hebben afgerookt voordat we naar bed gingen.
  • Jullie hebben afgerookt op het feestje gisteravond.