afschooien

Conjugations List of Afschooien.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikschooi afschooide afheb afgeschooid
jij, je, uschooit afschooide afhebt afgeschooid
hij, zij, hetschooit afschooide afheeft afgeschooid
wijschooien afschooiden afhebben afgeschooid
jullieschooien afschooiden afhebben afgeschooid
zij, zeschooien afschooiden afhebben afgeschooid

Presens

Example presens sentences for Afschooien with some of the pronouns.

  • Ik schaai afs.
  • Jij schaait afs.
  • Hij/Zij schaait afs.
  • Wij schaaen afs.
  • Jullie schaaen afs.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Afschooien with some of the pronouns.

  • Ik schooide af.
  • Jij schooide af.
  • Hij/Zij schooide af.
  • Wij schooiden af.
  • Jullie schooiden af.

Perfectum

Example perfectum sentences for Afschooien with some of the pronouns.

  • Ik heb afgeschooid.
  • Jij hebt afgeschooid.
  • Hij/Zij heeft afgeschooid.
  • Wij hebben afgeschooid.
  • Jullie hebben afgeschooid.