afslijten

Conjugations List of Afslijten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikslijt afsleet afheb afgesleten
jij, je, uslijt afsleet afhebt afgesleten
hij, zij, hetslijt afsleet afheeft afgesleten
wijslijten afsleten afhebben afgesleten
jullieslijten afsleten afhebben afgesleten
zij, zeslijten afsleten afhebben afgesleten

Presens
Beta

Example presens sentences for Afslijten with some of the pronouns.

  • Ik slijt mijn schoenen snel af.
  • Jij slijt je kleren altijd te snel.
  • Hij slijt zijn tijd aan nutteloze dingen.
  • Wij slijten onze dagen in de natuur.
  • Zij slijten hun energie op het voetbalveld.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Afslijten with some of the pronouns.

  • Ik sleet mijn schoenen snel af.
  • Jij sleet je kleren altijd te snel af.
  • Hij sleet zijn tijd aan nutteloze dingen.
  • Wij sleten onze dagen in de natuur.
  • Zij sleten hun energie op het voetbalveld.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Afslijten with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn schoenen snel afgesleten.
  • Jij hebt je kleren altijd te snel afgesleten.
  • Hij heeft zijn tijd aan nutteloze dingen afgesleten.
  • Wij hebben onze dagen in de natuur afgesleten.
  • Zij hebben hun energie op het voetbalveld afgesleten.