afspeten

Conjugations List of Afspeten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikspeet afspeette afheb afgespeet
jij, je, uspeet afspeette afhebt afgespeet
hij, zij, hetspeet afspeette afheeft afgespeet
wijspeten afspeetten afhebben afgespeet
julliespeten afspeetten afhebben afgespeet
zij, zespeten afspeetten afhebben afgespeet

Presens
Beta

Example presens sentences for Afspeten with some of the pronouns.

  • Ik spetter af in het zwembad.
  • Jij spettert af na de wedstrijd.
  • Hij/Zij spettert af tijdens de regenbui.
  • Wij spetteren af op het strand.
  • Jullie spetteren af in de vijver.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Afspeten with some of the pronouns.

  • Ik spetterde af in het zwembad.
  • Jij spetterde af na de wedstrijd.
  • Hij/Zij spetterde af tijdens de regenbui.
  • Wij spetterden af op het strand.
  • Jullie spetterden af in de vijver.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Afspeten with some of the pronouns.

  • Ik heb afgespeten in het zwembad.
  • Jij hebt afgespeten na de wedstrijd.
  • Hij/Zij heeft afgespeten tijdens de regenbui.
  • Wij hebben afgespeten op het strand.
  • Jullie hebben afgespeten in de vijver.