afstompen

Conjugations List of Afstompen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikstomp afstompte afheb afgestompt
jij, je, ustompt afstompte afhebt afgestompt
hij, zij, hetstompt afstompte afheeft afgestompt
wijstompen afstompten afhebben afgestompt
julliestompen afstompten afhebben afgestompt
zij, zestompen afstompten afhebben afgestompt

Presens
Beta

Example presens sentences for Afstompen with some of the pronouns.

  • Ik stomp af op de harde oppervlakken.
  • Jij stomp af op je eigen manier.
  • Hij/Zij stompt af om zijn/haar emoties te uiten.
  • Wij stompen af na een lange dag werken.
  • Jullie stompen af door te sporten.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Afstompen with some of the pronouns.

  • Ik stomp(te) af toen ik oververmoeid was.
  • Jij stomp(te) af terwijl je naar muziek luisterde.
  • Hij/Zij stomp(te) af tijdens zijn/haar vakantie.
  • Wij stomp(t)en af na een lange wandeling.
  • Jullie stomp(t)en af nadat jullie ruzie hadden gehad.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Afstompen with some of the pronouns.

  • Ik heb afgestompt na de stressvolle week.
  • Jij hebt afgestompt na het verlies van je baan.
  • Hij/Zij heeft afgestompt na het horen van het slechte nieuws.
  • Wij hebben afgestompt na het afronden van het project.
  • Jullie hebben afgestompt na de intense trainingssessie.