afwenken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | wenk af | wenkte af | heb afgewenkt |
jij, je, u | wenkt af | wenkte af | hebt afgewenkt |
hij, zij, het | wenkt af | wenkte af | heeft afgewenkt |
wij | wenken af | wenkten af | hebben afgewenkt |
jullie | wenken af | wenkten af | hebben afgewenkt |
zij, ze | wenken af | wenkten af | hebben afgewenkt |
PresensBeta
Example presens sentences for Afwenken with some of the pronouns.
- Ik wenk af naar links.
- Jij wenkt af naar rechts.
- Hij/zij/het wenkt af naar voren.
- Wij wenken af naar achteren.
- Jullie wenken af naar beneden.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Afwenken with some of the pronouns.
- Ik week af van de norm.
- Jij week af van je gebruikelijke routine.
- Hij/zij/het week af van het oorspronkelijke ontwerp.
- Wij weken af van de traditionele werkwijze.
- Jullie weken af van de verwachtingen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Afwenken with some of the pronouns.
- Ik heb afgeweken van de route.
- Jij bent afgeweken van het plan.
- Hij/zij/het is afgeweken van zijn/haar principes.
- Wij zijn afgeweken van de standaardprocedure.
- Jullie zijn afgeweken van de afspraken.