afzeiken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | zeik af | zeek af;zeikte af | heb afgezeken;heb afgezeikt |
jij, je, u | zeikt af | zeek af;zeikte af | hebt afgezeken;hebt afgezeikt |
hij, zij, het | zeikt af | zeek af;zeikte af | heeft afgezeken;heeft afgezeikt |
wij | zeiken af | zeken af;zeikten af | hebben afgezeken;hebben afgezeikt |
jullie | zeiken af | zeken af;zeikten af | hebben afgezeken;hebben afgezeikt |
zij, ze | zeiken af | zeken af;zeikten af | hebben afgezeken;hebben afgezeikt |
PresensBeta
Example presens sentences for Afzeiken with some of the pronouns.
- Ik zeik hem af omdat hij altijd te laat komt.
- Zij zeiken mij af vanwege mijn kledingkeuze.
- Wij zeiken de politici af vanwege hun beloften die ze niet nakomen.
- Jullie zeiken de docent af omdat de les saai is.
- De studenten zeiken de examenvragen af omdat ze te moeilijk zijn.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Afzeiken with some of the pronouns.
- Ik zeikte hem af toen hij een domme opmerking maakte.
- Zij zeikten mij af omdat ik te laat was.
- Wij zeikten de buren af vanwege het lawaai.
- Jullie zeikten de spelers af na de nederlaag.
- De leraren zeikten de leerlingen af vanwege hun slechte gedrag.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Afzeiken with some of the pronouns.
- Ik heb hem afgezeken vanwege zijn gebrek aan inzet.
- Zij heeft mij afgezeken omdat ik een fout maakte.
- Wij hebben de collega's afgezeken tijdens de vergadering.
- Jullie hebben de presentatie afgezeken vanwege de slechte structuur.
- De criticus heeft de film genadeloos afgezeken in zijn recensie.