amerikaniseren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | amerikaniseer | amerikaniseerde | heb geamerikaniseerd |
jij, je, u | amerikaniseert | amerikaniseerde | hebt geamerikaniseerd |
hij, zij, het | amerikaniseert | amerikaniseerde | heeft geamerikaniseerd |
wij | amerikaniseren | amerikaniseerden | hebben geamerikaniseerd |
jullie | amerikaniseren | amerikaniseerden | hebben geamerikaniseerd |
zij, ze | amerikaniseren | amerikaniseerden | hebben geamerikaniseerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Amerikaniseren with some of the pronouns.
- Ik Amerikaniseer de lesstof voor mijn studenten.
- Jij Amerikaniseert je eetgewoonten.
- Hij/Zij Amerikaniseert zijn/haar kledingstijl.
- Wij Amerikaniseren onze bedrijfsstrategie.
- Jullie Amerikaniseren de muziek op het feestje.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Amerikaniseren with some of the pronouns.
- Ik Amerikaniseerde de lesstof voor mijn studenten.
- Jij Amerikaniseerde je eetgewoonten.
- Hij/Zij Amerikaniseerde zijn/haar kledingstijl.
- Wij Amerikaniseerden onze bedrijfsstrategie.
- Jullie Amerikaniseerden de muziek op het feestje.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Amerikaniseren with some of the pronouns.
- Ik heb de lesstof voor mijn studenten geamerikaniseerd.
- Jij hebt je eetgewoonten geamerikaniseerd.
- Hij/Zij heeft zijn/haar kledingstijl geamerikaniseerd.
- Wij hebben onze bedrijfsstrategie geamerikaniseerd.
- Jullie hebben de muziek op het feestje geamerikaniseerd.