aromatiseren

Conjugations List of Aromatiseren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikaromatiseeraromatiseerdeheb gearomatiseerd
jij, je, uaromatiseertaromatiseerdehebt gearomatiseerd
hij, zij, hetaromatiseertaromatiseerdeheeft gearomatiseerd
wijaromatiserenaromatiseerdenhebben gearomatiseerd
julliearomatiserenaromatiseerdenhebben gearomatiseerd
zij, zearomatiserenaromatiseerdenhebben gearomatiseerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Aromatiseren with some of the pronouns.

  • Ik aromatiseer mijn gerechten graag met kruiden.
  • Jij aromatiseert je thee met stukjes fruit.
  • Hij/zij/het aromatiseert de saus met knoflook en ui.
  • Wij aromatiseren onze koffie met een vleugje kaneel.
  • Zij aromatiseren hun desserts met vanille-extract.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Aromatiseren with some of the pronouns.

  • Ik aromatiseerde mijn gerechten altijd met extra specerijen.
  • Jij aromatiseerde je thee vroeger met suiker.
  • Hij/zij/het aromatiseerde de saus regelmatig met peper en zout.
  • Wij aromatiseerden onze koffie vaak met vanillesuiker.
  • Zij aromatiseerden hun desserts soms met karamel.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Aromatiseren with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn gerecht aromatiseerd met verse kruiden.
  • Jij hebt je thee aromatiseerd met een schijfje citroen.
  • Hij/zij/het heeft de saus aromatiseerd met kruidenmix.
  • Wij hebben onze koffie aromatiseerd met hazelnootsiroop.
  • Zij hebben hun desserts aromatiseerd met cacaopoeder.