backpacken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | backpack | backpackte | heb gebackpackt |
jij, je, u | backpackt | backpackte | hebt gebackpackt |
hij, zij, het | backpackt | backpackte | heeft gebackpackt |
wij | backpacken | backpackten | hebben gebackpackt |
jullie | backpacken | backpackten | hebben gebackpackt |
zij, ze | backpacken | backpackten | hebben gebackpackt |
PresensBeta
Example presens sentences for Backpacken with some of the pronouns.
- Ik backpack nu door Europa.
- Hij backpackt elk jaar in de zomer.
- Zij backpacken graag in de bergen.
- We backpacken samen naar exotische bestemmingen.
- Jullie backpacken vaak door Azië.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Backpacken with some of the pronouns.
- Ik backpackte vroeger vaak met mijn vrienden.
- Hij backpackte door Azië toen hij jonger was.
- Zij backpackten lange afstanden in hun studententijd.
- We backpackten regelmatig in de natuur.
- Jullie backpackten altijd met een klein budget.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Backpacken with some of the pronouns.
- Ik heb vorig jaar door Zuid-Amerika gebackpackt.
- Hij is al meerdere keren naar Australië gebackpackt.
- Zij hebben net een lange reis door Afrika gebackpackt.
- We zijn onlangs door de Verenigde Staten gebackpackt.
- Jullie hebben veel Europese landen gebackpackt.