bagatelliseren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | bagatelliseer | bagatelliseerde | heb gebagatelliseerd |
jij, je, u | bagatelliseert | bagatelliseerde | hebt gebagatelliseerd |
hij, zij, het | bagatelliseert | bagatelliseerde | heeft gebagatelliseerd |
wij | bagatelliseren | bagatelliseerden | hebben gebagatelliseerd |
jullie | bagatelliseren | bagatelliseerden | hebben gebagatelliseerd |
zij, ze | bagatelliseren | bagatelliseerden | hebben gebagatelliseerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Bagatelliseren with some of the pronouns.
- Ik bagatelliseer de situatie.
- Jij bagatelliseert de opmerkingen van anderen.
- Hij bagatelliseert de ernst van het probleem.
- Zij bagatelliseren de impact van klimaatverandering.
- Wij bagatelliseren de bezorgdheid van de buurtbewoners.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Bagatelliseren with some of the pronouns.
- Ik bagatelliseerde de situatie.
- Jij bagatelliseerde de opmerkingen van anderen.
- Hij bagatelliseerde de ernst van het probleem.
- Zij bagatelliseerden de impact van klimaatverandering.
- Wij bagatelliseerden de bezorgdheid van de buurtbewoners.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Bagatelliseren with some of the pronouns.
- Ik heb de situatie gebagatelliseerd.
- Jij hebt de opmerkingen van anderen gebagatelliseerd.
- Hij heeft de ernst van het probleem gebagatelliseerd.
- Zij hebben de impact van klimaatverandering gebagatelliseerd.
- Wij hebben de bezorgdheid van de buurtbewoners gebagatelliseerd.