trossen

Conjugations List of Trossen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iktrostrosteheb getrost
jij, je, utrosttrostehebt getrost
hij, zij, hettrosttrosteheeft getrost
wijtrossentrostenhebben getrost
jullietrossentrostenhebben getrost
zij, zetrossentrostenhebben getrost

Presens

Example presens sentences for Trossen with some of the pronouns.

  • Ik trots trossen.
  • Jij trost trossen.
  • Hij/Zij trost trossen.
  • Wij/jullie/zij trotsen trossen.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Trossen with some of the pronouns.

  • Ik trostte trossen.
  • Jij trostte trossen.
  • Hij/Zij trostte trossen.
  • Wij/jullie/zij trostten trossen.

Perfectum

Example perfectum sentences for Trossen with some of the pronouns.

  • Ik heb trossen getrost.
  • Jij hebt trossen getrost.
  • Hij/Zij heeft trossen getrost.
  • Wij/jullie/zij hebben trossen getrost.