toestoten

Conjugations List of Toestoten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikstoot toestootte toe;stiet toeheb toegestoten
jij, je, ustoot toestootte toe;stiet toehebt toegestoten
hij, zij, hetstoot toestootte toe;stiet toeheeft toegestoten
wijstoten toestootten toe;stieten toehebben toegestoten
julliestoten toestootten toe;stieten toehebben toegestoten
zij, zestoten toestootten toe;stieten toehebben toegestoten

Presens
Beta

Example presens sentences for Toestoten with some of the pronouns.

  • Ik stoot toe aan de tafel. (I bump into the table.)
  • Jij stoot toe tijdens het spel. (You bump into during the game.)
  • Hij stoot toe op een obstakel. (He bumps into an obstacle.)
  • Wij stoten toe aan de muur. (We bump into the wall.)
  • Zij stoten toe in het donker. (They bump into in the dark.)

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Toestoten with some of the pronouns.

  • Vroeger stootten we vaak tegen de meubels aan. (In the past, we used to frequently bump into the furniture.)
  • Toen ik jong was, stootte ik regelmatig mijn teen. (When I was young, I would regularly bump my toe.)
  • Hij stootte per ongeluk zijn glas om. (He accidentally knocked over his glass.)
  • Wij stootten gisteren tegen een boom. (Yesterday, we bumped into a tree.)
  • Zij stootten tijdens de wedstrijd tegen elkaar. (They bumped into each other during the game.)

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Toestoten with some of the pronouns.

  • Ik ben tegen de deur aangestoten. (I have bumped into the door.)
  • Jij hebt je hoofd gestoten. (You have bumped your head.)
  • Hij is per ongeluk tegen de tafel aangestoten. (He has accidentally bumped into the table.)
  • Wij hebben ons bezeerd toen we tegen de muur aanstootten. (We hurt ourselves when we bumped into the wall.)
  • Zij hebben elkaar toevallig ontmoet en zijn tegen elkaar aangestoten. (They have met each other by chance and bumped into each other.)