barreren

Conjugations List of Barreren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbarreerbarreerdeheb gebarreerd
jij, je, ubarreertbarreerdehebt gebarreerd
hij, zij, hetbarreertbarreerdeheeft gebarreerd
wijbarrerenbarreerdenhebben gebarreerd
julliebarrerenbarreerdenhebben gebarreerd
zij, zebarrerenbarreerdenhebben gebarreerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Barreren with some of the pronouns.

  • Ik barreer de weg met een hek.
  • Jij barricadeert de ingang met stoelen.
  • Hij/zij barricadeert de straat met vuilnisbakken.
  • Wij barreren de toegangspoort met balken.
  • Jullie barricaderen de ramen met planken.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Barreren with some of the pronouns.

  • Ik barricadeerde de weg met een hek.
  • Jij barricadeerde de ingang met stoelen.
  • Hij/zij barricadeerde de straat met vuilnisbakken.
  • Wij barricadeerden de toegangspoort met balken.
  • Jullie barricadeerden de ramen met planken.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Barreren with some of the pronouns.

  • Ik heb de weg gebarricadeerd met een hek.
  • Jij hebt de ingang gebarricadeerd met stoelen.
  • Hij/zij heeft de straat gebarricadeerd met vuilnisbakken.
  • Wij hebben de toegangspoort gebarricadeerd met balken.
  • Jullie hebben de ramen gebarricadeerd met planken.