becijferen

Conjugations List of Becijferen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbecijferbecijferdeheb becijferd
jij, je, ubecijfertbecijferdehebt becijferd
hij, zij, hetbecijfertbecijferdeheeft becijferd
wijbecijferenbecijferdenhebben becijferd
julliebecijferenbecijferdenhebben becijferd
zij, zebecijferenbecijferdenhebben becijferd

Presens
Beta

Example presens sentences for Becijferen with some of the pronouns.

  • Ik becijfer de resultaten van mijn studenten.
  • Jij becijfert je uitgaven elke maand.
  • Hij becijfert de winst van het bedrijf.
  • Zij becijfert de kosten van het project.
  • Wij becijferen de gemiddelde score van de klas.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Becijferen with some of the pronouns.

  • Vroeger becijferde ik de resultaten van mijn studenten met de hand.
  • Toen becijferde jij je uitgaven nog niet zo nauwkeurig.
  • Hij becijferde altijd de winst van het bedrijf op dezelfde manier.
  • Zij becijferde vroeger de kosten van het project alleen.
  • Wij becijferden de gemiddelde score van de klas samen met onze collega.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Becijferen with some of the pronouns.

  • Ik heb de resultaten van mijn studenten becijferd.
  • Jij hebt je uitgaven elke maand becijferd.
  • Hij heeft de winst van het bedrijf becijferd.
  • Zij heeft de kosten van het project becijferd.
  • Wij hebben de gemiddelde score van de klas becijferd.