beesten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | beest | beestte | heb gebeest |
jij, je, u | beest | beestte | hebt gebeest |
hij, zij, het | beest | beestte | heeft gebeest |
wij | beesten | beestten | hebben gebeest |
jullie | beesten | beestten | hebben gebeest |
zij, ze | beesten | beestten | hebben gebeest |
PresensBeta
Example presens sentences for Beesten with some of the pronouns.
- De beesten leven in de wei.
- Ik zie de beesten in de dierentuin.
- De boer voert de beesten elke ochtend.
- Beesten zijn belangrijk voor het ecosysteem.
- De kinderen aaien de beesten in de kinderboerderij.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Beesten with some of the pronouns.
- Vroeger voerde ik de beesten elke dag.
- Toen ik jong was, had ik veel beesten als huisdieren.
- De boer zorgde goed voor de beesten.
- Gisteren liet hij per ongeluk de beesten ontsnappen.
- Vorig jaar verkocht ze al haar beesten.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Beesten with some of the pronouns.
- Ik heb de beesten gevoerd.
- De boer heeft de beesten verzorgd.
- We hebben de beesten in de stal gezet.
- Hij heeft de beesten losgelaten in het wild.
- Ze heeft de beesten naar de markt gebracht.