begeren

Conjugations List of Begeren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbegeerbegeerdeheb begeerd
jij, je, ubegeertbegeerdehebt begeerd
hij, zij, hetbegeertbegeerdeheeft begeerd
wijbegerenbegeerdenhebben begeerd
julliebegerenbegeerdenhebben begeerd
zij, zebegerenbegeerdenhebben begeerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Begeren with some of the pronouns.

  • Ik begeer een nieuwe auto.
  • Jij begeert meer vrijheid.
  • Hij/Zij begeert succes in zijn/haar carrière.
  • Wij begeren een betere wereld.
  • Zij begeren rijkdom en luxe.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Begeren with some of the pronouns.

  • Ik begeerde een nieuwe auto.
  • Jij begeerde meer vrijheid.
  • Hij/Zij begeerde succes in zijn/haar carrière.
  • Wij begeerden een betere wereld.
  • Zij begeerden rijkdom en luxe.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Begeren with some of the pronouns.

  • Ik heb een nieuwe auto begeerd.
  • Jij hebt meer vrijheid begeerd.
  • Hij/Zij heeft succes in zijn/haar carrière begeerd.
  • Wij hebben een betere wereld begeerd.
  • Zij hebben rijkdom en luxe begeerd.