kromliggen

Conjugations List of Kromliggen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iklig kromlag kromheb kromgelegen
jij, je, uligt kromlag kromhebt kromgelegen
hij, zij, hetligt kromlag kromheeft kromgelegen
wijliggen kromlagen kromhebben kromgelegen
jullieliggen kromlagen kromhebben kromgelegen
zij, zeliggen kromlagen kromhebben kromgelegen

Presens
Beta

Example presens sentences for Kromliggen with some of the pronouns.

  • Ik lig krom van het lachen.
  • Jij ligt krom van het tillen.
  • Hij ligt krom van de pijn.
  • Zij ligt krom van het buigen.
  • Wij liggen krom van het werken.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Kromliggen with some of the pronouns.

  • Ik lag krom van het lachen.
  • Jij lag krom van het tillen.
  • Hij lag krom van de pijn.
  • Zij lag krom van het buigen.
  • Wij lagen krom van het werken.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Kromliggen with some of the pronouns.

  • Ik heb kromgelegen van het lachen.
  • Jij hebt kromgelegen van het tillen.
  • Hij heeft kromgelegen van de pijn.
  • Zij heeft kromgelegen van het buigen.
  • Wij hebben kromgelegen van het werken.