voorzien

Conjugations List of Voorzien.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikvoorzievoorzagheb voorzien
jij, je, uvoorzietvoorzaghebt voorzien
hij, zij, hetvoorzietvoorzagheeft voorzien
wijvoorzienvoorzagenhebben voorzien
jullievoorzienvoorzagenhebben voorzien
zij, zevoorzienvoorzagenhebben voorzien