bekamen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | bekaam | bekaamde | ben bekaamd |
jij, je, u | bekaamt | bekaamde | bent bekaamd |
hij, zij, het | bekaamt | bekaamde | is bekaamd |
wij | bekamen | bekaamden | zijn bekaamd |
jullie | bekamen | bekaamden | zijn bekaamd |
zij, ze | bekamen | bekaamden | zijn bekaamd |
PresensBeta
Example presens sentences for Bekamen with some of the pronouns.
- Ik bekam een nieuw boek.
- Jij bekamt de situatie verkeerd.
- Hij/Zij bekamt altijd zijn/haar werk goed.
- Wij bekamen advies van een expert.
- Zij bekamen een cadeau voor hun trouwdag.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Bekamen with some of the pronouns.
- Ik bekwam een nieuw boek.
- Jij bekwam de situatie verkeerd.
- Hij/Zij bekwam altijd zijn/haar werk goed.
- Wij bekwamen advies van een expert.
- Zij bekwamen een cadeau voor hun trouwdag.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Bekamen with some of the pronouns.
- Ik heb een nieuw boek bekamen.
- Jij hebt de situatie verkeerd bekamen.
- Hij/Zij heeft altijd zijn/haar werk goed bekamen.
- Wij hebben advies van een expert bekamen.
- Zij hebben een cadeau voor hun trouwdag bekamen.