bekribben
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | bekrib | bekribde | heb bekribd |
jij, je, u | bekribt | bekribde | hebt bekribd |
hij, zij, het | bekribt | bekribde | heeft bekribd |
wij | bekribben | bekribden | hebben bekribd |
jullie | bekribben | bekribden | hebben bekribd |
zij, ze | bekribben | bekribden | hebben bekribd |
PresensBeta
Example presens sentences for Bekribben with some of the pronouns.
- Ik bekrib de situatie in mijn dagboek.
- Jij bekribt altijd alles wat ik doe.
- Hij/Zij bekribt zijn/haar collega's voortdurend.
- Wij bekribben het gebrek aan transparantie.
- Jullie bekribben vaak de beslissingen van de regering.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Bekribben with some of the pronouns.
- Ik bekribde de situatie in mijn dagboek.
- Jij bekribde altijd alles wat ik deed.
- Hij/Zij bekribde zijn/haar collega's voortdurend.
- Wij bekribden het gebrek aan transparantie.
- Jullie bekribden vaak de beslissingen van de regering.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Bekribben with some of the pronouns.
- Ik heb de situatie bekribd in mijn dagboek.
- Jij hebt altijd alles bekribd wat ik deed.
- Hij/Zij heeft zijn/haar collega's voortdurend bekribd.
- Wij hebben het gebrek aan transparantie bekribd.
- Jullie hebben vaak de beslissingen van de regering bekribd.