bespikkelen

Conjugations List of Bespikkelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbespikkelbespikkeldeheb bespikkeld
jij, je, ubespikkeltbespikkeldehebt bespikkeld
hij, zij, hetbespikkeltbespikkeldeheeft bespikkeld
wijbespikkelenbespikkeldenhebben bespikkeld
julliebespikkelenbespikkeldenhebben bespikkeld
zij, zebespikkelenbespikkeldenhebben bespikkeld

Presens
Beta

Example presens sentences for Bespikkelen with some of the pronouns.

  • Ik bespikkel de taart met glazuur.
  • Jij bespikkelt de tekening met verf.
  • Hij bespikkelt de muur met graffiti.
  • Zij bespikkelen de cupcakes met sprinkles.
  • We bespikkelen de cadeaus met lint.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Bespikkelen with some of the pronouns.

  • Ik bespikkelde de taart met glazuur.
  • Jij bespikkelde de tekening met verf.
  • Hij bespikkelde de muur met graffiti.
  • Zij bespikkelden de cupcakes met sprinkles.
  • We bespikkelden de cadeaus met lint.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Bespikkelen with some of the pronouns.

  • Ik heb de taart met glazuur bespikkeld.
  • Jij hebt de tekening met verf bespikkeld.
  • Hij heeft de muur met graffiti bespikkeld.
  • Zij hebben de cupcakes met sprinkles bespikkeld.
  • We hebben de cadeaus met lint bespikkeld.