splinteren

Conjugations List of Splinteren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iksplintersplinterdeheb gesplinterd
jij, je, usplintertsplinterdehebt gesplinterd
hij, zij, hetsplintertsplinterdeheeft gesplinterd
wijsplinterensplinterdenhebben gesplinterd
julliesplinterensplinterdenhebben gesplinterd
zij, zesplinterensplinterdenhebben gesplinterd

Presens
Beta

Example presens sentences for Splinteren with some of the pronouns.

  • Ik splinter
  • Jij splintert
  • Hij/Zij splintert
  • Wij splinteren
  • Jullie splinteren
  • Zij splinteren

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Splinteren with some of the pronouns.

  • Ik splinterde
  • Jij splinterde
  • Hij/Zij splinterde
  • Wij splinterden
  • Jullie splinterden
  • Zij splinterden

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Splinteren with some of the pronouns.

  • Ik heb gesplinterd
  • Jij hebt gesplinterd
  • Hij/Zij heeft gesplinterd
  • Wij hebben gesplinterd
  • Jullie hebben gesplinterd
  • Zij hebben gesplinterd