bestempelen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | bestempel | bestempelde | heb bestempeld |
jij, je, u | bestempelt | bestempelde | hebt bestempeld |
hij, zij, het | bestempelt | bestempelde | heeft bestempeld |
wij | bestempelen | bestempelden | hebben bestempeld |
jullie | bestempelen | bestempelden | hebben bestempeld |
zij, ze | bestempelen | bestempelden | hebben bestempeld |
PresensBeta
Example presens sentences for Bestempelen with some of the pronouns.
- Ik bestempel de envelop met mijn handtekening.
- Jij bestempelt je paspoort voor de reis.
- Hij bestempelt het document als vertrouwelijk.
- Wij bestempelen de brieven met een stempel.
- Zij bestempelen de pakketten met de juiste labels.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Bestempelen with some of the pronouns.
- Ik bestempelde de envelop met mijn handtekening.
- Jij bestempelde je paspoort voor de reis.
- Hij bestempelde het document als vertrouwelijk.
- Wij bestempelden de brieven met een stempel.
- Zij bestempelden de pakketten met de juiste labels.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Bestempelen with some of the pronouns.
- Ik heb de envelop met mijn handtekening bestempeld.
- Jij hebt je paspoort voor de reis bestempeld.
- Hij heeft het document als vertrouwelijk bestempeld.
- Wij hebben de brieven met een stempel bestempeld.
- Zij hebben de pakketten met de juiste labels bestempeld.