overnoemen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | overnoem | overnoemde | heb overnoemd |
jij, je, u | overnoemt | overnoemde | hebt overnoemd |
hij, zij, het | overnoemt | overnoemde | heeft overnoemd |
wij | overnoemen | overnoemden | hebben overnoemd |
jullie | overnoemen | overnoemden | hebben overnoemd |
zij, ze | overnoemen | overnoemden | hebben overnoemd |
PresensBeta
Example presens sentences for Overnoemen with some of the pronouns.
- Ik noem over de nieuwe boeken.
- Jij noemt over de film van gisteren.
- Hij/Zij noemt over zijn/haar reiservaringen.
- Wij noemen over de plannen voor het weekend.
- Jullie noemen over de winnaar van de wedstrijd.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Overnoemen with some of the pronouns.
- Ik noemde over het probleem dat zich voordeed.
- Jij noemde over de interessante ontdekking.
- Hij/Zij noemde over zijn/haar jeugdherinneringen.
- Wij noemden over de oude tradities.
- Jullie noemden over de voorgaande vergadering.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Overnoemen with some of the pronouns.
- Ik heb overgenoemd wat er is gebeurd.
- Jij hebt overgenoemd waar we naartoe gaan.
- Hij/Zij heeft overgenoemd wie er aanwezig was.
- Wij hebben overgenoemd welke maatregelen genomen zijn.
- Jullie hebben overgenoemd wanneer het evenement plaatsvond.