uitdweilen

Conjugations List of Uitdweilen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikdweil uitdweilde uitheb uitgedweild
jij, je, udweilt uitdweilde uithebt uitgedweild
hij, zij, hetdweilt uitdweilde uitheeft uitgedweild
wijdweilen uitdweilden uithebben uitgedweild
julliedweilen uitdweilden uithebben uitgedweild
zij, zedweilen uitdweilden uithebben uitgedweild

Presens
Beta

Example presens sentences for Uitdweilen with some of the pronouns.

  • Ik dweil de vloer elke dag.
  • Jij dweilt de keuken na het eten.
  • Hij/Zij dweilt de gang grondig.
  • Wij dweilen de badkamer twee keer per week.
  • Jullie dweilen de vloer snel en efficiënt.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Uitdweilen with some of the pronouns.

  • Vroeger dweilde ik de vloer elke dag.
  • Toen jij nog thuis woonde, dweilde je vaak de keuken.
  • Als kind dweilde hij/zij regelmatig de gang.
  • In die tijd dweilden wij de badkamer twee keer per week.
  • Tijdens de schoonmaakdag dweilden jullie de vloer snel en efficiënt.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Uitdweilen with some of the pronouns.

  • Ik heb de vloer gedweild gisteren.
  • Jij hebt de keuken gedweild na het koken.
  • Hij/Zij heeft de gang grondig gedweild.
  • Wij hebben de badkamer twee keer per week gedweild.
  • Jullie hebben de vloer snel en efficiënt gedweild.