bijlappen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | lap bij | lapte bij | heb bijgelapt |
jij, je, u | lapt bij | lapte bij | hebt bijgelapt |
hij, zij, het | lapt bij | lapte bij | heeft bijgelapt |
wij | lappen bij | lapten bij | hebben bijgelapt |
jullie | lappen bij | lapten bij | hebben bijgelapt |
zij, ze | lappen bij | lapten bij | hebben bijgelapt |
PresensBeta
Example presens sentences for Bijlappen with some of the pronouns.
- Ik lap de bij.
- Jij lapt de bij.
- Hij/Zij/Het lapt de bij.
- Wij/U lap(p)en de bij.
- Zij lappen de bij.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Bijlappen with some of the pronouns.
- Ik lapte de bij.
- Jij lapte de bij.
- Hij/Zij/Het lapte de bij.
- Wij/U lapten de bij.
- Zij lapten de bij.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Bijlappen with some of the pronouns.
- Ik heb de bij gelapt.
- Jij hebt de bij gelapt.
- Hij/Zij/Het heeft de bij gelapt.
- Wij/U hebben de bij gelapt.
- Zij hebben de bij gelapt.