binnenslepen

Conjugations List of Binnenslepen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iksleep binnensleepte binnenheb binnengesleept
jij, je, usleept binnensleepte binnenhebt binnengesleept
hij, zij, hetsleept binnensleepte binnenheeft binnengesleept
wijslepen binnensleepten binnenhebben binnengesleept
jullieslepen binnensleepten binnenhebben binnengesleept
zij, zeslepen binnensleepten binnenhebben binnengesleept

Presens

Example presens sentences for Binnenslepen with some of the pronouns.

  • Ik sleep de prijs naar binnen.
  • Jij sleept de overwinning binnen.
  • Hij sleept het contract naar binnen.
  • Zij slepen de buit binnen.
  • Wij slepen de trofee naar binnen.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Binnenslepen with some of the pronouns.

  • Ik sleepte de prijs naar binnen.
  • Jij sleepte de overwinning binnen.
  • Hij sleepte het contract naar binnen.
  • Zij sleepten de buit binnen.
  • Wij sleepten de trofee naar binnen.

Perfectum

Example perfectum sentences for Binnenslepen with some of the pronouns.

  • Ik heb de prijs binnengesleept.
  • Jij hebt de overwinning binnengesleept.
  • Hij heeft het contract binnengesleept.
  • Zij hebben de buit binnengesleept.
  • Wij hebben de trofee binnengesleept.