blinderen

Conjugations List of Blinderen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikblindeerblindeerdeheb geblindeerd
jij, je, ublindeertblindeerdehebt geblindeerd
hij, zij, hetblindeertblindeerdeheeft geblindeerd
wijblinderenblindeerdenhebben geblindeerd
jullieblinderenblindeerdenhebben geblindeerd
zij, zeblinderenblindeerdenhebben geblindeerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Blinderen with some of the pronouns.

  • Ik blinder de ramen van het huis.
  • Jij blindert de autoruiten voor extra privacy.
  • Hij/zij blindeert de winkelruiten tegen de zon.
  • Wij blinderen de kantoorramen voor een betere concentratie.
  • Jullie blinderen de auto's om de hitte buiten te houden.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Blinderen with some of the pronouns.

  • Vroeger blinderde ik de ramen van het huis.
  • Vroeger blindeerde jij de autoruiten voor extra privacy.
  • Vroeger blinderde hij/zij de winkelruiten tegen de zon.
  • Vroeger blindeerden wij de kantoorramen voor een betere concentratie.
  • Vroeger blindeerden jullie de auto's om de hitte buiten te houden.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Blinderen with some of the pronouns.

  • Ik heb de ramen van het huis geblindeerd.
  • Jij hebt de autoruiten geblindeerd voor extra privacy.
  • Hij/zij heeft de winkelruiten geblindeerd tegen de zon.
  • Wij hebben de kantoorramen geblindeerd voor een betere concentratie.
  • Jullie hebben de auto's geblindeerd om de hitte buiten te houden.