dichtvouwen

Conjugations List of Dichtvouwen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikvouw dichtvouwde dichtheb dichtgevouwen
jij, je, uvouwt dichtvouwde dichthebt dichtgevouwen
hij, zij, hetvouwt dichtvouwde dichtheeft dichtgevouwen
wijvouwen dichtvouwden dichthebben dichtgevouwen
jullievouwen dichtvouwden dichthebben dichtgevouwen
zij, zevouwen dichtvouwden dichthebben dichtgevouwen

Presens
Beta

Example presens sentences for Dichtvouwen with some of the pronouns.

  • Ik vouw het papier dicht.
  • Jij vouwt de brief dicht.
  • Hij/zij vouwt de envelop dicht.
  • Wij vouwen de doos dicht.
  • Zij vouwen de kaartjes dicht.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Dichtvouwen with some of the pronouns.

  • Ik vouwde het papier dicht.
  • Jij vouwde de brief dicht.
  • Hij/zij vouwde de envelop dicht.
  • Wij vouwden de doos dicht.
  • Zij vouwden de kaartjes dicht.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Dichtvouwen with some of the pronouns.

  • Ik heb het papier dichtgevouwen.
  • Jij hebt de brief dichtgevouwen.
  • Hij/zij heeft de envelop dichtgevouwen.
  • Wij hebben de doos dichtgevouwen.
  • Zij hebben de kaartjes dichtgevouwen.