misgrijpen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | grijp mis | greep mis | heb misgegrepen |
jij, je, u | grijpt mis | greep mis | hebt misgegrepen |
hij, zij, het | grijpt mis | greep mis | heeft misgegrepen |
wij | grijpen mis | grepen mis | hebben misgegrepen |
jullie | grijpen mis | grepen mis | hebben misgegrepen |
zij, ze | grijpen mis | grepen mis | hebben misgegrepen |
Presens
Example presens sentences for Misgrijpen with some of the pronouns.
- Ik misgrijp de laatste trein.
- Jij misgrijpt altijd de kans om te winnen.
- Hij misgrijpt vaak bij het grijpen van de bal.
- Wij misgrijpen regelmatig in de supermarkt.
- Zij misgrijpen steeds als ze online winkelen.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Misgrijpen with some of the pronouns.
- Ik misgreep altijd als kind de snoepjes.
- Jij misgreep vroeger de mogelijkheid om te reizen.
- Hij misgreep herhaaldelijk tijdens het spel.
- Wij misgrepen regelmatig de gelegenheid om uit te gaan.
- Zij misgrepen vaak de juiste woorden tijdens het debat.
Perfectum
Example perfectum sentences for Misgrijpen with some of the pronouns.
- Ik heb misgegrepen tijdens de veiling.
- Jij bent de kans om te scoren misgegrepen.
- Hij heeft misgegrepen naar de sleutels.
- Wij hebben misgegrepen bij het kopen van tickets.
- Zij zijn in de sale misgegrepen.