toonzetten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | toonzet | toonzette | heb getoonzet |
jij, je, u | toonzet | toonzette | hebt getoonzet |
hij, zij, het | toonzet | toonzette | heeft getoonzet |
wij | toonzetten | toonzetten | hebben getoonzet |
jullie | toonzetten | toonzetten | hebben getoonzet |
zij, ze | toonzetten | toonzetten | hebben getoonzet |
PresensBeta
Example presens sentences for Toonzetten with some of the pronouns.
- Ik zet de toon voor de vergadering.
- Jij zet de toon met je positieve houding.
- Hij/zij/het zet de toon in het team.
- Wij zetten de toon voor de nieuwe generatie.
- Jullie zetten de toon met jullie muzikaliteit.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Toonzetten with some of the pronouns.
- Ik zette de toon tijdens de repetitie.
- Jij zette de toon met je enthousiasme.
- Hij/zij/het zette de toon in het vorige project.
- Wij zetten de toon voor de vorige generatie.
- Jullie zetten de toon met jullie creativiteit.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Toonzetten with some of the pronouns.
- Ik heb de toon gezet tijdens het concert.
- Jij hebt de toon gezet voor de presentatie.
- Hij/zij/het heeft de toon gezet met zijn/haar speech.
- Wij hebben de toon gezet in de klas.
- Jullie hebben de toon gezet met jullie prestaties.