uitwandelen

Conjugations List of Uitwandelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikwandel uitwandelde uitben uitgewandeld
jij, je, uwandelt uitwandelde uitbent uitgewandeld
hij, zij, hetwandelt uitwandelde uitis uitgewandeld
wijwandelen uitwandelden uitzijn uitgewandeld
julliewandelen uitwandelden uitzijn uitgewandeld
zij, zewandelen uitwandelden uitzijn uitgewandeld

Presens
Beta

Example presens sentences for Uitwandelen with some of the pronouns.

  • Ik wandel uit naar de supermarkt.
  • Jij wandelt uit in het park.
  • Hij wandelt uit langs de rivier.
  • Wij wandelen uit naar het strand.
  • Zij wandelen uit in de stad.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Uitwandelen with some of the pronouns.

  • Vroeger wandelde ik uit naar mijn oma.
  • Toen wandelde jij uit in het bos.
  • Hij wandelde uit langs de kustlijn.
  • Wij wandelden uit naar het meer.
  • Zij wandelden uit in de bergen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Uitwandelen with some of the pronouns.

  • Ik ben uitgewandeld naar het bos.
  • Jij bent uitgewandeld door het dorp.
  • Hij is uitgewandeld langs het kanaal.
  • Wij zijn uitgewandeld op de heuvels.
  • Zij zijn uitgewandeld in het natuurgebied.