ontweldigen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | ontweldig | ontweldigde | heb ontweldigd |
jij, je, u | ontweldigt | ontweldigde | hebt ontweldigd |
hij, zij, het | ontweldigt | ontweldigde | heeft ontweldigd |
wij | ontweldigen | ontweldigden | hebben ontweldigd |
jullie | ontweldigen | ontweldigden | hebben ontweldigd |
zij, ze | ontweldigen | ontweldigden | hebben ontweldigd |
PresensBeta
Example presens sentences for Ontweldigen with some of the pronouns.
- Ik ontweldig
- Jij ontweldigt
- Hij/Zij/Het ontweldigt
- Wij ontweldigen
- Jullie ontweldigen
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Ontweldigen with some of the pronouns.
- Ik ontweldigde
- Jij ontweldigde
- Hij/Zij/Het ontweldigde
- Wij ontweldigden
- Jullie ontweldigden
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Ontweldigen with some of the pronouns.
- Ik heb ontweldigd
- Jij hebt ontweldigd
- Hij/Zij/Het heeft ontweldigd
- Wij hebben ontweldigd
- Jullie hebben ontweldigd