blindvaren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | vaar blind | voer blind | heb blindgevaren |
jij, je, u | vaart blind | voer blind | hebt blindgevaren |
hij, zij, het | vaart blind | voer blind | heeft blindgevaren |
wij | varen blind | voeren blind | hebben blindgevaren |
jullie | varen blind | voeren blind | hebben blindgevaren |
zij, ze | varen blind | voeren blind | hebben blindgevaren |
PresensBeta
Example presens sentences for Blindvaren with some of the pronouns.
- Ik blindvaar over de rivier.
- Jij blindvaart met een kompas.
- Hij/Zij/Het blindvaart zonder angst.
- Wij blindvaren 's nachts.
- Jullie blindvaren in dichte mist.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Blindvaren with some of the pronouns.
- Ik blindvoer regelmatig in het verleden.
- Jij blindvoer vaak toen je jong was.
- Hij/Zij/Het blindvoer als ontspanning.
- Wij blindvoeren in diepe wateren.
- Jullie blindvoeren tijdens de vakantie.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Blindvaren with some of the pronouns.
- Ik heb geblindvaard op zee.
- Jij bent geblindvaard langs de kust.
- Hij/Zij/Het is geblindvaard door de kanalen.
- Wij hebben geblindvaard door smalle waterwegen.
- Jullie zijn geblindvaard naar het eiland.