vermemelen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | vermemel | vermemelde | ben vermemeld |
jij, je, u | vermemelt | vermemelde | bent vermemeld |
hij, zij, het | vermemelt | vermemelde | is vermemeld |
wij | vermemelen | vermemelden | zijn vermemeld |
jullie | vermemelen | vermemelden | zijn vermemeld |
zij, ze | vermemelen | vermemelden | zijn vermemeld |
PresensBeta
Example presens sentences for Vermemelen with some of the pronouns.
- Ik vermemeel de bloem voor het bakken van het brood.
- Jij vermemeelt vaak je woorden en dat maakt me in de war.
- Hij vermemeelt de ingrediënten om de saus te bereiden.
- Wij vermemeelen het oude papier voordat we het recyclen.
- Zij vermemeelen de noten om er meel van te maken.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Vermemelen with some of the pronouns.
- Ik vermemeelde de bloem voor het bakken van het brood.
- Jij vermemeelde vaak je woorden en dat maakte me in de war.
- Hij vermemeelde de ingrediënten om de saus te bereiden.
- Wij vermemeelden het oude papier voordat we het recycleerden.
- Zij vermemeelden de noten om er meel van te maken.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Vermemelen with some of the pronouns.
- Ik heb de bloem vermemeeld voor het bakken van het brood.
- Jij hebt vaak je woorden vermemeeld en dat maakte me in de war.
- Hij heeft de ingrediënten vermemeeld om de saus te bereiden.
- Wij hebben het oude papier vermemeeld voordat we het recycleerden.
- Zij hebben de noten vermemeeld om er meel van te maken.