bollen

Conjugations List of Bollen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbolboldeheb gebold
jij, je, uboltboldehebt gebold
hij, zij, hetboltboldeheeft gebold
wijbollenboldenhebben gebold
julliebollenboldenhebben gebold
zij, zebollenboldenhebben gebold

Presens

Example presens sentences for Bollen with some of the pronouns.

  • Ik bol naar school.
  • Jij bolt met de fiets.
  • Hij bolt in zijn auto.
  • Wij bollen naar het strand.
  • Zij bollen door het park.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Bollen with some of the pronouns.

  • Ik bolde altijd naar school.
  • Jij bolde vaak met de fiets.
  • Hij bolde gisteren in zijn auto.
  • Wij bolden regelmatig naar het strand.
  • Zij bolden vroeger vaak door het park.

Perfectum

Example perfectum sentences for Bollen with some of the pronouns.

  • Ik heb gebold naar school.
  • Jij bent met de fiets gebold.
  • Hij is in zijn auto gebold.
  • Wij zijn naar het strand gebold.
  • Zij zijn door het park gebold.