brandmerken

Conjugations List of Brandmerken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbrandmerkbrandmerkteheb gebrandmerkt
jij, je, ubrandmerktbrandmerktehebt gebrandmerkt
hij, zij, hetbrandmerktbrandmerkteheeft gebrandmerkt
wijbrandmerkenbrandmerktenhebben gebrandmerkt
julliebrandmerkenbrandmerktenhebben gebrandmerkt
zij, zebrandmerkenbrandmerktenhebben gebrandmerkt

Presens
Beta

Example presens sentences for Brandmerken with some of the pronouns.

  • Ik brandmerk de koeien in de wei.
  • Jij brandmerkt je initialen op het hout.
  • Hij brandmerkt zijn eigendom met een stempel.
  • Wij brandmerken de producten met ons logo.
  • Zij brandmerken hun politieke standpunt duidelijk.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Brandmerken with some of the pronouns.

  • Ik brandmerkte de koeien in de wei.
  • Jij brandmerkte je initialen op het hout.
  • Hij brandmerkte zijn eigendom met een stempel.
  • Wij brandmerkten de producten met ons logo.
  • Zij brandmerkten hun politieke standpunt duidelijk.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Brandmerken with some of the pronouns.

  • Ik heb de koeien in de wei gebrandmerkt.
  • Jij hebt je initialen op het hout gebrandmerkt.
  • Hij heeft zijn eigendom met een stempel gebrandmerkt.
  • Wij hebben de producten met ons logo gebrandmerkt.
  • Zij hebben hun politieke standpunt duidelijk gebrandmerkt.