builen

Conjugations List of Builen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbuilbuildeheb gebuild
jij, je, ubuiltbuildehebt gebuild
hij, zij, hetbuiltbuildeheeft gebuild
wijbuilenbuildenhebben gebuild
julliebuilenbuildenhebben gebuild
zij, zebuilenbuildenhebben gebuild

Presens
Beta

Example presens sentences for Builen with some of the pronouns.

  • Ik buil de appels in mijn tas.
  • Jij built je knie tijdens het voetballen.
  • Hij/zij built de doos met boeken.
  • Wij builen de ballonnen voor het feestje op.
  • Jullie builen de auto bij het parkeren.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Builen with some of the pronouns.

  • Ik builde de appels in mijn tas.
  • Jij builde je knie tijdens het voetballen.
  • Hij/zij builde de doos met boeken.
  • Wij builden de ballonnen voor het feestje op.
  • Jullie builden de auto bij het parkeren.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Builen with some of the pronouns.

  • Ik heb de appels in mijn tas gebuild.
  • Jij hebt je knie tijdens het voetballen gebuild.
  • Hij/zij heeft de doos met boeken gebuild.
  • Wij hebben de ballonnen voor het feestje opgebouwd.
  • Jullie hebben de auto bij het parkeren gebuild.